zwermer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwer·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van de werkwoordstam van zwermen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord zwermer zwermers
verkleinwoord zwermertje zwermertjes

Zelfstandig naamwoord

zwermer m

  1. iemand die schijnbaar doelloos rondloopt
    • ...wyl men dien grooten Hervormer voor eenen Zwermer, en al wat leelyk was, uitmaakte... [1]
  2. een soort vuurwerk dat wilde bewegingen over de grond maakt
    • Steek eens een Zwermer in den Brand, en werp die in een Vat vol Water; dan zult gy zien, dat hy midden in het Water volkomen zal Uitbranden. [2]
  3. (imkerij) een zwermende bij
    • Overigens staat de Carnica als een sterke zwermer bekend. 
  4. (libellen) een libel uit het geslacht Tramea op Wikispecies van echte libellen uit de familie van de korenbouten (Libellulidae)
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen