vuurwerk
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vuur·werk
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘lichtgevende, ontploffende voorwerpen die bij feestelijke gelegenheden worden aangestoken’ voor het eerst aangetroffen in 1591 [1]
- samenstelling van vuur en werk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vuurwerk | vuurwerken |
verkleinwoord | vuurwerkje | vuurwerkjes |
Zelfstandig naamwoord
vuurwerk o
- één of meerdere voorwerpen die gevuld zijn met ontploffende, brandbare en lichtgevende stofmengsels.
- Wij steken altijd vuurwerk af in onze straat.
- (figuurlijk) een hoop onrust en gedoe
- Als de VVD echt besluit met Saelens in zee te gaan, kunnen we nog heel wat vuurwerk verwachten. [2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. één of meerdere voorwerpen die gevuld zijn met ontploffende, brandbare en lichtgevende stofmengsels
Gangbaarheid
- Het woord vuurwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vuurwerk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "vuurwerk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Reformatorisch Dagblad Gerard Vroegindeweij 21-1-2019Het knettert in de coalitie dankzij reclameman
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Zelfstandig naamwoord
vuurwerk
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 of 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans