zwemmer
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwem·mer
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van zwemmen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwemmer | zwemmers |
verkleinwoord | zwemmertje | zwemmertjes |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die zwemt
- Een zwemmer draagt bij voorkeur badkleding.
Hyponiemen
- crawlzwemmer, kanaalzwemmer, reddingszwemmer, rugzwemmer, schoolslagzwemmer, schoonzwemmer, uitzwemmer, wedstrijdzwemmer
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zwemmer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zwemmer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be