Naar inhoud springen

wippen

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kiwi Hanys (overleg | bijdragen) op 5 feb 2020 om 21:28 (→‎Nederlands: Poolse vertalingen toegevoegd. Lijnen "Vertalingen" verwijderd.)
  • wip·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wippen
wipte
gewipt
zwak -t volledig

wippen

  1. inergatief op en neer bewegen
    • De kinderen werden ongeduldig onder het lange betoog en begonnen te wippen en te wriemelen. 
  2. inergatief (informeel) geslachtsgemeenschap hebben, paren
  3. overgankelijk (informeel) door een stemming uit een functie zetten
    • Omdat hij ruzie maakte met de voorzitter wipte de ledenvergadering hem uit het bestuur. 

de wippenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wip
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]