paren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·ren
Zelfstandig naamwoord
de paren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord paar
Werkwoord
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
paren |
paarde |
gepaard |
zwak -d | volledig |
- samen met iets anders een paar vormend
- ▸ De chique, ruime schrijftafel van ebbenhout, die stijlvol was ingelegd met lichtere houtsoorten, die voor het raam was geplaatst naast de openslaande deuren naar het terras en die gepaard was aan een sobere maar degelijke en comfortabele houten bureaustoel uit de jaren dertig, had ik al meteen bij binnenkomst opgemerkt.[3]
- (biologie), (seksualiteit) seksuele gemeenschap hebben
- ▸ Een reusachtige oranjetip schiet er tussendoor en aan de overkant gebeurt ook iets. Daar heeft een zwart-witte page een vrouwtje gevonden om mee te paren. Beide vlinders zijn klaar om een nieuwe generatie te stichten.[4]
- ▸ Ze grapte dat ze een zwarte weduwe was die haar mannetje na het paren opat.[5]
Synoniemen
- [1] verbinden, combineren, bijeenvoegen
- [2] copuleren, cohabiteren, vrijen
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord paren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "paren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ paren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 18
- ↑ Weblink bron Kees van Reenen“Vlinders in het regenwoud? Dat is genieten” (23-08-2019), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
parar |
paren
- aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van parar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van parar
vervoeging van |
---|
parir |
paren
- derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van parir
Anagrammen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Biologie in het Nederlands
- Seksualiteit in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 5
- Werkwoordsvorm in het Spaans