welwillend

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wel·wil·lend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen welwillend welwillender welwillendst
verbogen welwillende welwillendere welwillendste
partitief welwillends welwillenders -

Bijvoeglijk naamwoord

welwillend

  1. geneigd tot vriendelijkheid en hulpvaardigheid
    • Vooruit, toch het verhaal. Ditmaal speelt het zich af tegen het decor van Zuid-India, waar het Europese zusje Neelam een filmsterrenbestaan najaagt en slachtoffer dreigt te worden in de concurrentiestrijd met een man en zijn vervaarlijke raadsheer. Haar Indiase zus Bharati schiet te hulp, bijgestaan door een welwillende, zij het niet al te slimme politieman. [1] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Francine van der Wiel 28 februari 2017
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be