beminnelijk

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·min·ne·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beminnelijk beminnelijker beminnelijkst
verbogen beminnelijke beminnelijkere beminnelijkste
partitief beminnelijks beminnelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

beminnelijk

  1. (van personen) aardig in de omgang
    • Mijn beminnelijke buurmeisje groette me vrolijk. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be