onwelwillend

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·wel·wil·lend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onwelwillend onwelwillender onwelwillendst
verbogen onwelwillende onwelwillendere onwelwillendste
partitief onwelwillends onwelwillenders -

Bijvoeglijk naamwoord

onwelwillend [1]

  1. het niet vriendelijk of toegevend zijn
     Tonio keek me kort aan, niet onwelwillend, en zei toen: '0, leuk.'En weg sprintte hij.[2]
     Het heeft er alle schijn van dat Van Gaal, die over een maand zijn zeventigste verjaardag viert, niet onwelwillend staat tegenover een derde termijn als bondscoach van het Nederlands elftal. Zeven jaar geleden was hij voor het laatst bondscoach.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  3. Bronlink geraadpleegd op 16 maart 2022 Weblink bron “Van Gaal in 2014 bij Oranje: streng, veeleisend en temperamentvol” (08-07-2021), NOS