weide

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wei·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weide weiden
weides
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

weide v/m

  1. (veeteelt) een stuk grasland, gewoonlijk bedoeld voor het begrazen door vee of als maaiveld
    • In de weide achter het huis waren er altijd lammetjes in het voorjaar. 
     Ondertussen was de herfst in Washington overal zichtbaar om me heen en op de heuvels zag je een lappendeken aan kleuren: rode herfstbladeren, weelderige okergele weiden, mosgroene bossen, turquoise meren en verse witte bergpieken.[5]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
aapnootMiesWimzusJetTeunvuurGijslamkeesbokweidedoeshokduifschapen
grote leesplank, met klikbare woorden
Vertalingen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
weiden

weide

  1. aanvoegende wijs van weiden

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen