pasto
Spaans
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pasto | pastos |
Zelfstandig naamwoord
pasto m
- ser pasto de las llamas
in vlammen opgaan / prooi van de vlammen worden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pastar |
pasto
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pastar
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /pastɔ/
Woordafbreking
- pa·s·to
Zelfstandig naamwoord
pasto