wegmaken/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van wegmaken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | wegmaken | weg te maken | ||||||||
toekomend | zullen wegmaken weg zullen maken |
te zullen wegmaken weg te zullen maken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben weggemaakt | te hebben weggemaakt | ||||||||
toekomend | weggemaakt zullen hebben | weggemaakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
wegmakend | weggemaakt | ev. maak weg |
mv. verouderd maakt weg |
make weg (bijzin) wegmake | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | maak weg | maakt weg | maakt weg | maakt weg | maakt weg | maken weg | maken weg | maken weg | |||
verleden (o.v.t.) | maakte weg | maakte weg | maakte weg | maakte weg | maakte weg | maakten weg | maakten weg | maakten weg | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegmaken | zult/zal wegmaken | zult/zal wegmaken | zult wegmaken | zal wegmaken | zullen wegmaken | zullen wegmaken | zullen wegmaken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegmaken | zou wegmaken | zou(dt) wegmaken | zoudt wegmaken | zou wegmaken | zouden wegmaken | zouden wegmaken | zouden wegmaken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wegmaak | wegmaakt | wegmaakt | wegmaakt | wegmaakt | wegmaken | wegmaken | wegmaken | |||
verleden (o.v.t.) | wegmaakte | wegmaakte | wegmaakte | wegmaakte | wegmaakte | wegmaakten | wegmaakten | wegmaakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegmaken weg zal maken |
zult/zal wegmaken weg zult/zal maken |
zult/zal wegmaken weg zult/zal maken |
zult wegmaken weg zult maken |
zal wegmaken weg zal maken |
zullen wegmaken weg zullen maken |
zullen wegmaken weg zullen maken |
zullen wegmaken weg zullen maken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegmaken weg zou maken |
zou wegmaken weg zou maken |
zou(dt) wegmaken weg zou(dt) maken |
zoudt wegmaken weg zoudt maken |
zou wegmaken weg zou maken |
zouden wegmaken weg zouden maken |
zouden wegmaken weg zouden maken |
zouden wegmaken weg zouden maken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb weggemaakt | hebt weggemaakt | hebt/heeft weggemaakt | hebt weggemaakt | heeft weggemaakt | hebben weggemaakt | hebben weggemaakt | hebben weggemaakt | |||
verleden (v.v.t.) | had weggemaakt | had weggemaakt | had weggemaakt | hadt weggemaakt | had weggemaakt | hadden weggemaakt | hadden weggemaakt | hadden weggemaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggemaakt hebben | zal/zult weggemaakt hebben | zult/zal weggemaakt hebben | zult weggemaakt hebben | zal weggemaakt hebben | zullen weggemaakt hebben | zullen weggemaakt hebben | zullen weggemaakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggemaakt hebben | zou weggemaakt hebben | zou/zoudt weggemaakt hebben | zoudt weggemaakt hebben | zou weggemaakt hebben | zouden weggemaakt hebben | zouden weggemaakt hebben | zouden weggemaakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm weggemaakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt weggemaakt | er is weggemaakt | |||||||||
verleden | er werd weggemaakt | er was weggemaakt | |||||||||
toekomend | er zal weggemaakt worden | er zal weggemaakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou weggemaakt worden | er zou weggemaakt zijn | |||||||||
lijdende vorm weggemaakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | weggemaakt worden | weggemaakt te worden | ||||||||
toekomend | weggemaakt zullen worden | weggemaakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | weggemaakt zijn | weggemaakt te zijn | ||||||||
toekomend | weggemaakt zullen zijn | weggemaakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word weggemaakt | wordt weggemaakt | wordt weggemaakt | wordt weggemaakt | wordt weggemaakt | worden weggemaakt | worden weggemaakt | worden weggemaakt | |||
verleden (o.v.t.) | werd weggemaakt | werd weggemaakt | werd weggemaakt | werdt weggemaakt | werd weggemaakt | werden weggemaakt | werden weggemaakt | werden weggemaakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal weggemaakt worden | zult weggemaakt worden | zult weggemaakt worden | zult weggemaakt worden | zal weggemaakt worden | zullen weggemaakt worden | zullen weggemaakt worden | zullen weggemaakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weggemaakt worden | zou weggemaakt worden | zou/zoudt weggemaakt worden | zoudt weggemaakt worden | zou weggemaakt worden | zouden weggemaakt worden | zouden weggemaakt worden | zouden weggemaakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben weggemaakt | bent weggemaakt | bent/is weggemaakt | zijt weggemaakt | is weggemaakt | zijn weggemaakt | zijn weggemaakt | zijn weggemaakt | |||
verleden (v.v.t.) | was weggemaakt | was weggemaakt | was weggemaakt | waart weggemaakt | was weggemaakt | waren weggemaakt | waren weggemaakt | waren weggemaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggemaakt zijn | zult weggemaakt zijn | zult weggemaakt zijn | zult weggemaakt zijn | zal weggemaakt zijn | zullen weggemaakt zijn | zullen weggemaakt zijn | zullen weggemaakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggemaakt zijn | zou weggemaakt zijn | zou/zoudt weggemaakt zijn | zoudt weggemaakt zijn | zou weggemaakt zijn | zouden weggemaakt zijn | zouden weggemaakt zijn | zouden weggemaakt zijn |