watersporten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van watersporten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		watersporten			te watersporten
	toekomend		zullen watersporten			te zullen watersporten
voltooid	tegenwoordig		hebben gewatersport			te hebben gewatersport
	toekomend		gewatersport zullen hebben			gewatersport te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	watersportend		gewatersport			ev. watersport	mv. verouderd watersport	watersporte
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	watersport	watersport	watersport	watersport	watersport	watersporten	watersporten	watersporten
verleden (o.v.t.)	watersportte	watersportte	watersportte	watersportte	watersportte	watersportten	watersportten	watersportten
toekomend (o.t.t.t.)	zal watersporten	zult/zal watersporten	zult/zal watersporten	zult watersporten	zal watersporten	zullen watersporten	zullen watersporten	zullen watersporten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou watersporten	zou watersporten	zou(dt) watersporten	zoudt watersporten	zou watersporten	zouden watersporten	zouden watersporten	zouden watersporten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gewatersport	hebt gewatersport	hebt/heeft gewatersport	hebt gewatersport	heeft gewatersport	hebben gewatersport	hebben gewatersport	hebben gewatersport
verleden (v.v.t.)	had gewatersport	had gewatersport	had gewatersport	hadt gewatersport	had gewatersport	hadden gewatersport	hadden gewatersport	hadden gewatersport
toekomend (v.t.t.t.)	zal gewatersport hebben	zal/zult gewatersport hebben	zult/zal gewatersport hebben	zult gewatersport hebben	zal gewatersport hebben	zullen gewatersport hebben	zullen gewatersport hebben	zullen gewatersport hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gewatersport hebben	zou gewatersport hebben	zou/zoudt gewatersport hebben	zoudt gewatersport hebben	zou gewatersport hebben	zouden gewatersport hebben	zouden gewatersport hebben	zouden gewatersport hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gewatersport worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gewatersport				er is gewatersport
verleden	er werd gewatersport				er was gewatersport
toekomend	er zal gewatersport worden				er zal gewatersport zijn
voorwaardelijk	er zou gewatersport worden				er zou gewatersport zijn