watersport
Uiterlijk
- Geluid: watersport (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwatərˌspɔrt / (3 lettergrepen)
- wa·ter·sport
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | watersport | watersporten |
verkleinwoord |
1. sport die in of op het water uitgeoefend wordt
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
vervoeging van |
---|
watersporten |
watersport
- enkelvoud tegenwoordige tijd van watersporten
- gebiedende wijs van watersporten
- Ik watersport al geruime tijd en maakte tot 2002 daarbij veelal gebruik van de boot van schoonvader Tjeerd [2]
- Het woord watersport staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "watersport" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jongsma, J.P."Even voorstellen." in: Clubboekje Najaar 2008 (2008) Watersportvereniging ”Bergumermeer”, Burgum; p. 16; geraadpleegd 2018-07-10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %