vrijer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vrij·er
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van vrijen met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijer | vrijers |
verkleinwoord | vrijertje | vrijertjes |
Zelfstandig naamwoord
de vrijer m
- (verouderd) aanbidder, (jonge)man die een vrouw het hof maakt of om haar hand vraagt
- (informeel) vriend, geliefde
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van vrijster
Vertalingen
1.
Bijvoeglijk naamwoord
vrijer
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van vrij
- ▸ Na een aantal maanden zoeken maakte ik dan een keuze die vaak op een oecumenische kerk viel, aangezien deze vrijer van dogma’s is.[3]
Gangbaarheid
- Het woord vrijer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vrijer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ vrijer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %