voorraad
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·raad
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘voorhanden hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- Uit het Duits of samenstelling van voor en raad (voorzorg) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorraad | voorraden |
verkleinwoord | voorraadje | voorraadjes |
Zelfstandig naamwoord
voorraad m
- wat voor later gebruik wordt opgeslagen
- Hij had genoeg voorraad om de winter door te komen.
Synoniemen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. wat voor later gebruik wordt opgeslagen
Gangbaarheid
- Het woord voorraad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "voorraad" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "voorraad" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ voorraad op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be