voorzorg
Uiterlijk
- voor·zorg
- samenstelling van voor en zorg
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | voorzorg | voorzorgen |
| verkleinwoord | - | - |
- het zorgen van tevoren om eventueel onheil of ongemak te voorkomen
- ▸ Bonnie is met windsnelheden tussen de 60 en 80 kilometer per uur nu nog een tropische storm van de zwakste categorie, zegt Geijs, hoewel er uitschieters naar boven mogelijk zijn. De lokale autoriteiten hebben echter uit voorzorg een stormwaarschuwing (Code Rood) gegeven.[1]
- ▸ De fabriek werd uit voorzorg ontruimd en omwonenden kregen een NL-alert.[2]
1.
- Het woord voorzorg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorzorg" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑
Weblink bron “Paniek op Curaçao door mogelijk eerdere aankomst tropische storm Bonnie” (29 juni 2022), NU.nl - ↑
Weblink bron “Explosie Borculo was geen opzet, oorzaak nog onduidelijk” (5-7-2025), NOS - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be