vleugel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vleu·gel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘lichaamsdeel om mee te vliegen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • van vliegen met het achtervoegsel -el (1) en ablaut
enkelvoud meervoud
naamwoord vleugel vleugels
vleugelen
verkleinwoord vleugeltje vleugeltjes

Zelfstandig naamwoord

de vleugelm

  1. een lichaamsdeel van een vogel dat vliegen mogelijk maakt
     Het leek alsof ze vleugels had, zo snel stoof ze me voorbij.[2]
  2. een onderdeel van een vliegtuig dat vliegen mogelijk maakt
  3. (muziekinstrument) een muziekinstrument met horizontaal gespannen snaren, dat met een klavier (toetsenbord) bespeeld wordt
  4. een deel van een landvoertuig, bijvoorbeeld een auto, dat de aerodynamica bevordert
  5. een deel van een leger
  6. een deel van een politieke partij of stroming
  7. (bouwkunde) elk van de delen van een bouwwerk links en rechts van het middendeel
     De andere vleugel biedt ruimte aan de lounge, de ontbijtzaal en ons bescheiden restaurant, waar ik een vaste tafel voor u heb gereserveerd aan het raam met uitzicht op de pergola en de rozentuin, of wat daarvan over is, waarachter u de vijver kunt zien glinsteren. De fontein is helaas al een paar jaar buiten gebruik, maar ik kan u verzekeren dat onze kokkin haar uiterste best zal doen om u mild te stemmen jegens dit euvel.'[3]
     De ingewikkeldste restauraties vinden in de oudere gedeeltes van het paleis plaats. "Alles is natuurlijk monumentaal. Maar de vleugels zijn begin negentiende eeuw aangebouwd. Die zijn dus twee eeuwen oud, maar het waren vooral woonvertrekken. Die waren niet gemaakt om bals in te organiseren. Die zijn soberder", zegt Verfürden.[4]
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vleugelen

vleugel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vleugelen
    • Ik vleugel. 
  2. gebiedende wijs van vleugelen
    • Vleugel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vleugelen
    • Vleugel je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "vleugel" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 15
  4. Bronlink Weblink bron “Plan voor restauratie Soestdijk gepresenteerd: 'Geen gemakkelijke klus'” (3/6/2020), NOS
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be