vleugelloos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vleu·gel·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen vleugelloos
verbogen vleugelloze
partitief vleugelloos

Bijvoeglijk naamwoord

vleugelloos

  1. zonder vleugels
     Een vleugelloos lieveheersbeestje moet het nieuwe biologische wapen worden tegen bladluizenplagen in de glastuinbouw. Onderzoekers in Wageningen en Leiden experimenteren met een tweestippelig lieveheersbeestje dat door een natuurlijke mutatie zijn vleugels en een groot deel van het dekschild mist.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron “Vleugelloze luizeneter blijft in de kas” (14 maart 2006) op nrc.nl op Wikipedia