verspelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verspelen
verspeelde
verspeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

verspelen overgankelijk [1]

  1. door spelen verliezen
  2. door eigen schuld verliezen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen