veroveren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van veroveren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | veroveren | te veroveren | ||||||||
toekomend | zullen veroveren | te zullen veroveren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben veroverd | te hebben veroverd | ||||||||
toekomend | veroverd zullen hebben | veroverd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
veroverend | veroverd | ev. verover |
mv. verouderd verovert |
verovere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verover | verovert | verovert | verovert | verovert | veroveren | veroveren | veroveren | |||
verleden (o.v.t.) | veroverde | veroverde | veroverde | veroverde | veroverde | veroverden | veroverden | veroverden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal veroveren | zult/zal veroveren | zult/zal veroveren | zult veroveren | zal veroveren | zullen veroveren | zullen veroveren | zullen veroveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou veroveren | zou veroveren | zou(dt) veroveren | zoudt veroveren | zou veroveren | zouden veroveren | zouden veroveren | zouden veroveren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb veroverd | hebt veroverd | hebt/heeft veroverd | hebt veroverd | heeft veroverd | hebben veroverd | hebben veroverd | hebben veroverd | |||
verleden (v.v.t.) | had veroverd | had veroverd | had veroverd | hadt veroverd | had veroverd | hadden veroverd | hadden veroverd | hadden veroverd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal veroverd hebben | zal/zult veroverd hebben | zult/zal veroverd hebben | zult veroverd hebben | zal veroverd hebben | zullen veroverd hebben | zullen veroverd hebben | zullen veroverd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou veroverd hebben | zou veroverd hebben | zou/zoudt veroverd hebben | zoudt veroverd hebben | zou veroverd hebben | zouden veroverd hebben | zouden veroverd hebben | zouden veroverd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm veroverd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt veroverd | er is veroverd | |||||||||
verleden | er werd veroverd | er was veroverd | |||||||||
toekomend | er zal veroverd worden | er zal veroverd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou veroverd worden | er zou veroverd zijn | |||||||||
lijdende vorm veroverd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | veroverd worden | veroverd te worden | ||||||||
toekomend | veroverd zullen worden | veroverd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | veroverd zijn | veroverd te zijn | ||||||||
toekomend | veroverd zullen zijn | veroverd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word veroverd | wordt veroverd | wordt veroverd | wordt veroverd | wordt veroverd | worden veroverd | worden veroverd | worden veroverd | |||
verleden (o.v.t.) | werd veroverd | werd veroverd | werd veroverd | werdt veroverd | werd veroverd | werden veroverd | werden veroverd | werden veroverd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal veroverd worden | zult veroverd worden | zult veroverd worden | zult veroverd worden | zal veroverd worden | zullen veroverd worden | zullen veroverd worden | zullen veroverd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou veroverd worden | zou veroverd worden | zou/zoudt veroverd worden | zoudt veroverd worden | zou veroverd worden | zouden veroverd worden | zouden veroverd worden | zouden veroverd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben veroverd | bent veroverd | bent/is veroverd | zijt veroverd | is veroverd | zijn veroverd | zijn veroverd | zijn veroverd | |||
verleden (v.v.t.) | was veroverd | was veroverd | was veroverd | waart veroverd | was veroverd | waren veroverd | waren veroverd | waren veroverd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal veroverd zijn | zult veroverd zijn | zult veroverd zijn | zult veroverd zijn | zal veroverd zijn | zullen veroverd zijn | zullen veroverd zijn | zullen veroverd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou veroverd zijn | zou veroverd zijn | zou/zoudt veroverd zijn | zoudt veroverd zijn | zou veroverd zijn | zouden veroverd zijn | zouden veroverd zijn | zouden veroverd zijn |