toppen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van toppen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		toppen			te toppen
	toekomend		zullen toppen			te zullen toppen
voltooid	tegenwoordig		hebben getopt			te hebben getopt
	toekomend		getopt zullen hebben			getopt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	toppend		getopt			ev. top	mv. verouderd topt	toppe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	top	topt	topt	topt	topt	toppen	toppen	toppen
verleden (o.v.t.)	topte	topte	topte	topte	topte	topten	topten	topten
toekomend (o.t.t.t.)	zal toppen	zult/zal toppen	zult/zal toppen	zult toppen	zal toppen	zullen toppen	zullen toppen	zullen toppen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou toppen	zou toppen	zou(dt) toppen	zoudt toppen	zou toppen	zouden toppen	zouden toppen	zouden toppen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb getopt	hebt getopt	hebt/heeft getopt	hebt getopt	heeft getopt	hebben getopt	hebben getopt	hebben getopt
verleden (v.v.t.)	had getopt	had getopt	had getopt	hadt getopt	had getopt	hadden getopt	hadden getopt	hadden getopt
toekomend (v.t.t.t.)	zal getopt hebben	zal/zult getopt hebben	zult/zal getopt hebben	zult getopt hebben	zal getopt hebben	zullen getopt hebben	zullen getopt hebben	zullen getopt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou getopt hebben	zou getopt hebben	zou/zoudt getopt hebben	zoudt getopt hebben	zou getopt hebben	zouden getopt hebben	zouden getopt hebben	zouden getopt hebben
onpersoonlijke lijdende vorm getopt worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt getopt				er is getopt
verleden	er werd getopt				er was getopt
toekomend	er zal getopt worden				er zal getopt zijn
voorwaardelijk	er zou getopt worden				er zou getopt zijn
lijdende vorm getopt worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		getopt worden			getopt te worden
	toekomend		getopt zullen worden			getopt te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		getopt zijn			getopt te zijn
	toekomend		getopt zullen zijn			getopt te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word getopt	wordt getopt	wordt getopt	wordt getopt	wordt getopt	worden getopt	worden getopt	worden getopt
verleden (o.v.t.)	werd getopt	werd getopt	werd getopt	werdt getopt	werd getopt	werden getopt	werden getopt	werden getopt
toekomend (o.t.t.t.)	zal getopt worden	zult getopt worden	zult getopt worden	zult getopt worden	zal getopt worden	zullen getopt worden	zullen getopt worden	zullen getopt worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou getopt worden	zou getopt worden	zou/zoudt getopt worden	zoudt getopt worden	zou getopt worden	zouden getopt worden	zouden getopt worden	zouden getopt worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben getopt	bent getopt	bent/is getopt	zijt getopt	is getopt	zijn getopt	zijn getopt	zijn getopt
verleden (v.v.t.)	was getopt	was getopt	was getopt	waart getopt	was getopt	waren getopt	waren getopt	waren getopt
toekomend (v.t.t.t.)	zal getopt zijn	zult getopt zijn	zult getopt zijn	zult getopt zijn	zal getopt zijn	zullen getopt zijn	zullen getopt zijn	zullen getopt zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou getopt zijn	zou getopt zijn	zou/zoudt getopt zijn	zoudt getopt zijn	zou getopt zijn	zouden getopt zijn	zouden getopt zijn	zouden getopt zijn