telluur

Nederlands

Periodiek systeem der elementen (nld)
H He Li Be B C N O F Ne Na Mg Al Si P S Cl Ar K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn Fr Ra ** Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn Nh Fl Mc Lv Ts Og ↓ * La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu ** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr

Uitspraak

• Geluid:  telluur    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• tel·luur

Woordherkomst en -opbouw

• de naam afkomstig van het Latijnse tellus, wat "aarde" betekent.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	telluur	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

telluur o

1. (scheikunde), (element) scheikundig element met symbool Te en atoomnummer 52. Het is een zilvergrijs metalloïde

Synoniemen

• tellurium

Afgeleide begrippen

• telluuratoom

Vertalingen

    1. scheikundig element met symbool Te en atoomnummer 52   

Afrikaans: telluur (af) Duits: Tellur (de) o Engels: tellurium (en) Frans: tellure (fr) m Limburgs: telluur (li), tellurium (li) Luxemburgs: Tellur (lb) Pools: tellur (pl)

Portugees: telúrio (pt) Roemeens: telur (ro) Slowaaks: telúr (sk) m Spaans: telurio (es) m Tsjechisch: tellur (cs) monbezield, telur (cs) monbezield Turks: tellür (tr) Zweeds: tellur (sv)

Gangbaarheid

• Het woord 'telluur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.