teller

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tel·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van tellen met het achtervoegsel -er. Dit is een leenvertaling van de Latijnse benaming numerator.
enkelvoud meervoud
naamwoord teller tellers
verkleinwoord tellertje tellertjes

Zelfstandig naamwoord

de tellerm

  1. (wiskunde) het getal boven de streep van een breuk
  2. (techniek) een apparaat om aantallen te tellen; meter [2]
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be