stond

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stond stonden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

stond v / m

  1. (formeel) punt in het tijdsverloop waarop iets gebeurt
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

Werkwoord

vervoeging van
staan

stond

  1. enkelvoud verleden tijd van staan
    • Ik stond. 
    • Jij stond. 
    • Hij, zij, het stond. 
     Na een lange beklimming stond ik uitgeput boven op Mount Whitney.[4]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen