stond
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stond (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /stɔnt/
- (Vlaanderen, Brabant): /stɔnt/
- (Limburg): /stɔnd/
Woordafbreking
- stond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stond | stonden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Synoniemen
Hyponiemen
- aanstonds, avondstond, bedestond, bidstond, geboortestond, maandstond, morgenstond, ochtendstond, terstond
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
staan |
stond
- enkelvoud verleden tijd van staan
- Ik stond.
- Jij stond.
- Hij, zij, het stond.
- Ik stond.
- ▸ Na een lange beklimming stond ik uitgeput boven op Mount Whitney.[4]
Gangbaarheid
- Het woord stond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "stond" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "stond" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stond op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Formeel in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %