stonden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ston·den

Werkwoord

vervoeging van
staan

stonden

  1. meervoud verleden tijd van staan
    • Wij stonden. 
    • Jullie stonden. 
    • Zij stonden. 
     Na een gigantische knal vlak boven ons hoofd stonden de stoere jonge gasten binnen tien seconden ook binnen.[1]

Zelfstandig naamwoord

de stondenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stonde
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord stond

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia