morgenstond

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mor·gen·stond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord morgenstond morgenstonden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de morgenstondm

  1. begin van de ochtend wanneer de zon opkomt
    • De morgenstond brak al vroeg aan. 
Uitdrukkingen en gezegden

De morgenstond heeft goud in de mond.

  • Vroeg opstaan is profijtelijk.
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen