stonde
Uiterlijk
- ston·de
- In de betekenis van ‘tijd(stip)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2]
- Verwant in Germaans:
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stonde | stonden |
verkleinwoord | - | - |
de stonde m
- (formeel) tijdstip, tijdsgewricht, tijdspanne
- Een stonde van geluk.
- stond (als zelfstandig naamwoord)
- Het woord stonde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stonde" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "stonde" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stonde op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Formeel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 81 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %