Naar inhoud springen

snare

Uit WikiWoordenboek
  • sna·re
  • Bijvoeglijk naamwoord: Afleiding van snar
  • Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord snara
Naar frequentie 49038

snare, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van snar

snare, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van snar
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   snare     snaren     snarer     snarerne  
genitief   snares     snarens     snarers     snarernes  

snare, g

  1. strik
  2. (figuurlijk) valstrik


Van Angelsaksisch snearu, Protogermaans *snarkho. Verwant met o.a. Nederlands snaar.[1]

vervoeging
onbepaalde wijs to  snare 
he/she/it  snares 
verleden tijd  snared 
voltooid
deelwoord
 snared 
onvoltooid
deelwoord
 snared 
gebiedende wijs  snaring 

snare

  1. overgankelijk in de val lokken; bedriegen, misleiden
  2. overgankelijk verstrikken
  3. overgankelijk, (informeel) gappen, stelen
  4. overgankelijk weten te bemachtigen, in handen krijgen
    «Snare a job.»
    Een baan weten te krijgen.
enkelvoud meervoud
snare snares

snare

  1. valstrik
  2. verleiding, verlokking
  3. (muziek) trommelsnaar
  4. (medisch) poliepsnoerder
  1. snaar, Online Etymology Dictionary