rondsnuffelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van rondsnuffelen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | rondsnuffelen | rond te snuffelen | ||||||
toekomend | zullen rondsnuffelen rond zullen snuffelen |
te zullen rondsnuffelen rond te zullen snuffelen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben rondgesnuffeld | te hebben rondgesnuffeld | ||||||
toekomend | rondgesnuffeld zullen hebben | rondgesnuffeld te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
rondsnuffelend | rondgesnuffeld | ev. snuffel rond |
mv. verouderd snuffelt rond |
snuffele rond (bijzin) rondsnuffele | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | snuffel rond | snuffelt rond | snuffelt rond | snuffelt rond | snuffelt rond | snuffelen rond | snuffelen rond | snuffelen rond | |
verleden (o.v.t.) | snuffelde rond | snuffelde rond | snuffelde rond | snuffelde rond | snuffelde rond | snuffelden rond | snuffelden rond | snuffelden rond | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondsnuffelen | zult/zal rondsnuffelen | zult/zal rondsnuffelen | zult rondsnuffelen | zal rondsnuffelen | zullen rondsnuffelen | zullen rondsnuffelen | zullen rondsnuffelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondsnuffelen | zou rondsnuffelen | zou(dt) rondsnuffelen | zoudt rondsnuffelen | zou rondsnuffelen | zouden rondsnuffelen | zouden rondsnuffelen | zouden rondsnuffelen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | rondsnuffel | rondsnuffelt | rondsnuffelt | rondsnuffelt | rondsnuffelt | rondsnuffelen | rondsnuffelen | rondsnuffelen | |
verleden (o.v.t.) | rondsnuffelde | rondsnuffelde | rondsnuffelde | rondsnuffelde | rondsnuffelde | rondsnuffelden | rondsnuffelden | rondsnuffelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondsnuffelen rond zal snuffelen |
zult/zal rondsnuffelen rond zult/zal snuffelen |
zult/zal rondsnuffelen rond zult/zal snuffelen |
zult rondsnuffelen rond zult snuffelen |
zal rondsnuffelen rond zal snuffelen |
zullen rondsnuffelen rond zullen snuffelen |
zullen rondsnuffelen rond zullen snuffelen |
zullen rondsnuffelen rond zullen snuffelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondsnuffelen rond zou snuffelen |
zou rondsnuffelen rond zou snuffelen |
zou(dt) rondsnuffelen rond zou(dt) snuffelen |
zoudt rondsnuffelen rond zoudt snuffelen |
zou rondsnuffelen rond zou snuffelen |
zouden rondsnuffelen rond zouden snuffelen |
zouden rondsnuffelen rond zouden snuffelen |
zouden rondsnuffelen rond zouden snuffelen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb rondgesnuffeld | hebt rondgesnuffeld | hebt/heeft rondgesnuffeld | hebt rondgesnuffeld | heeft rondgesnuffeld | hebben rondgesnuffeld | hebben rondgesnuffeld | hebben rondgesnuffeld | |
verleden (v.v.t.) | had rondgesnuffeld | had rondgesnuffeld | had rondgesnuffeld | hadt rondgesnuffeld | had rondgesnuffeld | hadden rondgesnuffeld | hadden rondgesnuffeld | hadden rondgesnuffeld | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal rondgesnuffeld hebben | zal/zult rondgesnuffeld hebben | zult/zal rondgesnuffeld hebben | zult rondgesnuffeld hebben | zal rondgesnuffeld hebben | zullen rondgesnuffeld hebben | zullen rondgesnuffeld hebben | zullen rondgesnuffeld hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou rondgesnuffeld hebben | zou rondgesnuffeld hebben | zou/zoudt rondgesnuffeld hebben | zoudt rondgesnuffeld hebben | zou rondgesnuffeld hebben | zouden rondgesnuffeld hebben | zouden rondgesnuffeld hebben | zouden rondgesnuffeld hebben |