rondsnuffelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·snuf·fe·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

rondsnuffelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondsnuffelen
snuffelde rond
rondgesnuffeld
zwak -d volledig
  1. heimelijk en zonder plan her en der kijken uit nieuwsgierigheid
    • Bij De Wereld Draait Door kwam het idee voor een pop-upmuseum spontaan op, los van Haagse beleidsplannen. Maar de musea stonden te dringen om mee te werken. Tien musea doen nu mee, maar meer musea melden zich bij het televisieprogramma om mee te doen en gastconservatoren van DWDD te laten rondsnuffelen in hun depots. Dit is wat Bussemaker graag wil. Dit is ook waarom ze het pop-upmuseum toejuicht en het zelf wilde openen. Indirect met haar geld steunt het Mondriaan Fonds met een financiële bijdrage het project, waarvan de kosten worden gedragen door het ontvangende Allard Pierson Museum. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Daan van Lent 16 februari 2015
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be