rive

Frans

Uitspraak

• Geluid:  rive    (hulp, bestand)
• IPA: /ʁiv/

Woordherkomst en -opbouw

• erfwoord via Oudfrans rive van Latijn ripa met dezelfde betekenis

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
rive	la rive	rives	les rives

Zelfstandig naamwoord

rive v

1. oever
2. (geologie) kust

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈɾiːʋə /

Woordafbreking

• ri·ve

Woordherkomst en -opbouw

• Werkwoord [A]: afkomstig van het Oudnoorse woord rífa
• Werkwoord [B]: afkomstig van het Oudnoorse woord rífr
• Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse woord hrífa

vervoeging
onbepaalde wijs	rive
tegenwoordige tijd	river
verleden tijd	rev reiv
voltooid deelwoord	revet
onvoltooid deelwoord	rivende
lijdende vorm	rives
gebiedende wijs	riv
vervoegingsklasse	Klasse 1 sterk
opmerking

Werkwoord

[A] rive

1. overgankelijk scheuren
2. overgankelijk raspen, wrijven
3. overgankelijk branden, bijten
4. overgankelijk afbreken, met de grond gelijk maken, plat gooien

Typische woordcombinaties

rive av rive fra rive istykker

rive løs rive ned rive opp

rive seg av rive seg til rive sund

Werkwoord

[B] rive

1. overgankelijk fuiven

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	rive	m: riven v: riva	river	rivene
genitief	rives	m: rivens v: rivas	rivers	rivenes

Zelfstandig naamwoord

rive, m / v

1. (gereedschap) hark

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈɾiːʋə /

Woordafbreking

• ri·ve

Woordherkomst en -opbouw

• Werkwoord [A]: afkomstig van de Oudnoorse werkwoorden rífa en hrífa
• Werkwoord [B]: misschien afkomstig van het Oudnoorse woord rífr
• Zelfstandig naamwoord [A]: afkomstig van het Oudnoorse woord hrífa
• Zelfstandig naamwoord [B]: afkomstig van het Oudnoorse woord rífa

vervoeging
onbepaalde wijs	rive riva
tegenwoordige tijd	riv
verleden tijd	reiv
voltooid deelwoord	rive
onvoltooid deelwoord	rivande
lijdende vorm	rivast
gebiedende wijs	riv
vervoegingsklasse	Klasse 1 sterk
opmerking	[A] + [B]

Werkwoord

[A] rive

1. overgankelijk scheuren
2. overgankelijk raspen, wrijven
3. overgankelijk branden, bijten
4. overgankelijk afbreken, met de grond gelijk maken, plat gooien

Schrijfwijzen

• riva

Typische woordcombinaties

rive av rive fra rive istykker

rive laus rive ned rive opp

rive seg av rive seg til rive sund

Werkwoord

[B] rive

1. overgankelijk fuiven

Schrijfwijzen

• riva

[A] + [B]	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	rive	riva	river	rivene

Zelfstandig naamwoord

[A] rive, v

1. (gereedschap) hark

Zelfstandig naamwoord

[B] rive, v

1. spleet, scheur
2. streep