Naar inhoud springen

rak

Uit WikiWoordenboek
  • rak
  • In de betekenis van ‘vaarwater’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 788 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rak rakken
verkleinwoord rakje rakjes

rak o

  1. (verouderd) rek, bergplaats
  2. recht stuk vaarwater (ook in namen als Damrak en Skagerrak)
64 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[2]


  • rak

rak

  1. rek, plank, bergplaats


  • rak
  • Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord rakr
Naar frequentie 35758
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud rak rakere rakest
o enkelvoud rakt
meervoud rake
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
rake rakere rakeste

rak

  1. recht, rechtstreeks

rak

  1. gebiedende wijs van rake
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   rak     raket     rak     raka
rakene  
genitief   raks     rakets     raks     rakas
rakenes  

rak

  1. wrakgoed

rak, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van rak


  • rak
  • Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord rakr
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud rak rakare rakast
o enkelvoud rakt
meervoud rake
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
rake rakare rakaste

rak

  1. recht, rechtstreeks
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   rak     raket     rak     raka  

rak

  1. kaarsenpit
  2. wrakgoed

rak, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van rak


  • rak
stellend vergrotend overtreffend
rak
rakare
rakast

rak

  1. recht