vervoeging van de bedrijvende vorm van psychologiseren
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
psychologiseren
|
te psychologiseren
|
toekomend
|
zullen psychologiseren
|
te zullen psychologiseren
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
hebben gepsychologiseerd
|
te hebben gepsychologiseerd
|
toekomend
|
gepsychologiseerd zullen hebben
|
gepsychologiseerd te zullen hebben
|
|
onvoltooid deelwoord |
voltooid deelwoord |
gebiedende wijs |
aanvoegende wijs
|
|
psychologiserend |
gepsychologiseerd |
ev. psychologiseer |
mv. verouderd psychologiseert |
psychologisere
|
aantonende wijs |
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij, ge |
hij, zij, het |
wij, we |
jullie |
zij, ze
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
psychologiseer |
psychologiseert |
psychologiseert |
psychologiseert |
psychologiseert |
psychologiseren |
psychologiseren |
psychologiseren
|
verleden (o.v.t.) |
psychologiseerde |
psychologiseerde |
psychologiseerde |
psychologiseerde |
psychologiseerde |
psychologiseerden |
psychologiseerden |
psychologiseerden
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal psychologiseren |
zult/zal psychologiseren |
zult/zal psychologiseren |
zult psychologiseren |
zal psychologiseren |
zullen psychologiseren |
zullen psychologiseren |
zullen psychologiseren
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou psychologiseren |
zou psychologiseren |
zou(dt) psychologiseren |
zoudt psychologiseren |
zou psychologiseren |
zouden psychologiseren |
zouden psychologiseren |
zouden psychologiseren
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
heb gepsychologiseerd |
hebt gepsychologiseerd |
hebt/heeft gepsychologiseerd |
hebt gepsychologiseerd |
heeft gepsychologiseerd |
hebben gepsychologiseerd |
hebben gepsychologiseerd |
hebben gepsychologiseerd
|
verleden (v.v.t.) |
had gepsychologiseerd |
had gepsychologiseerd |
had gepsychologiseerd |
hadt gepsychologiseerd |
had gepsychologiseerd |
hadden gepsychologiseerd |
hadden gepsychologiseerd |
hadden gepsychologiseerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal gepsychologiseerd hebben |
zal/zult gepsychologiseerd hebben |
zult/zal gepsychologiseerd hebben |
zult gepsychologiseerd hebben |
zal gepsychologiseerd hebben |
zullen gepsychologiseerd hebben |
zullen gepsychologiseerd hebben |
zullen gepsychologiseerd hebben
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou gepsychologiseerd hebben |
zou gepsychologiseerd hebben |
zou/zoudt gepsychologiseerd hebben |
zoudt gepsychologiseerd hebben |
zou gepsychologiseerd hebben |
zouden gepsychologiseerd hebben |
zouden gepsychologiseerd hebben |
zouden gepsychologiseerd hebben
|
onpersoonlijke lijdende vorm gepsychologiseerd worden
|
|
onvoltooid |
voltooid
|
tegenwoordig |
er wordt gepsychologiseerd |
er is gepsychologiseerd
|
verleden |
er werd gepsychologiseerd |
er was gepsychologiseerd
|
toekomend |
er zal gepsychologiseerd worden |
er zal gepsychologiseerd zijn
|
voorwaardelijk |
er zou gepsychologiseerd worden |
er zou gepsychologiseerd zijn
|