presideren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van presideren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		presideren			te presideren
	toekomend		zullen presideren			te zullen presideren
voltooid	tegenwoordig		hebben gepresideerd			te hebben gepresideerd
	toekomend		gepresideerd zullen hebben			gepresideerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	presiderend		gepresideerd			ev. presideer	mv. verouderd presideert	presidere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	presideer	presideert	presideert	presideert	presideert	presideren	presideren	presideren
verleden (o.v.t.)	presideerde	presideerde	presideerde	presideerde	presideerde	presideerden	presideerden	presideerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal presideren	zult/zal presideren	zult/zal presideren	zult presideren	zal presideren	zullen presideren	zullen presideren	zullen presideren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou presideren	zou presideren	zou(dt) presideren	zoudt presideren	zou presideren	zouden presideren	zouden presideren	zouden presideren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gepresideerd	hebt gepresideerd	hebt/heeft gepresideerd	hebt gepresideerd	heeft gepresideerd	hebben gepresideerd	hebben gepresideerd	hebben gepresideerd
verleden (v.v.t.)	had gepresideerd	had gepresideerd	had gepresideerd	hadt gepresideerd	had gepresideerd	hadden gepresideerd	hadden gepresideerd	hadden gepresideerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gepresideerd hebben	zal/zult gepresideerd hebben	zult/zal gepresideerd hebben	zult gepresideerd hebben	zal gepresideerd hebben	zullen gepresideerd hebben	zullen gepresideerd hebben	zullen gepresideerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gepresideerd hebben	zou gepresideerd hebben	zou/zoudt gepresideerd hebben	zoudt gepresideerd hebben	zou gepresideerd hebben	zouden gepresideerd hebben	zouden gepresideerd hebben	zouden gepresideerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gepresideerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gepresideerd				er is gepresideerd
verleden	er werd gepresideerd				er was gepresideerd
toekomend	er zal gepresideerd worden				er zal gepresideerd zijn
voorwaardelijk	er zou gepresideerd worden				er zou gepresideerd zijn