presideren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·si·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
presideren
presideerde
gepresideerd
zwak -d volledig

Werkwoord

presideren

  1. het beoefenen van de functie van voorzitter
    • Het is ongeveer hetzelfde als een onverbeterlijke wegpiraat een congres over verkeersveiligheid te laten voorzitten. Of de directeur van een omstreden bouwbedrijf te verzoeken een symposium over de bestrijding van bouwfraude te presideren.... [2] 
    • De eenheid in verscheidenheid, hét kenmerk van de Europese Unie, vereist subtiel manoeuvreren en masseren boven dirigistisch presideren. Rekening houdend met de verschillende belangen en humeuren van de inmiddels 28 lidstaten heeft de eerste ‘president’ de Europese Unie door de eurostorm geloodst. Of de crisis werkelijk achter de rug is, zal moeten blijken – het herstel is vooralsnog heel fragiel – maar de Unie is ondanks allerlei gitzwarte scenario’s bijeengebleven. Daaraan heeft Van Rompuy met zijn misschien weinig spectaculaire maar wel zo evenwichtige manier van leiding geven, zeker bijgedragen. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Wiktionnaire
  2. Volkskrant Gert-Jan van Teeffelen 16 augustus 2003
  3. NRC 1 december 2014
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be