právo
Uiterlijk
- IPA: /praːvɔ/
- prá·vo
právo o
- prá·vo
právo o
- (juridisch) recht, wet; het geheel van rechtsregels en instituties van het recht
- «Zabývá se obchodním právem.»
- Hij houdt zich bezig met het handelsrecht.
- «Zabývá se obchodním právem.»
- recht, aanspraak
- «Má právo se to dozvědět.»
- Hij heeft het recht om dat te weten.
- «Má právo se to dozvědět.»
- (historisch) teken van de bevoegdheden van de landvoogd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | právo | práva |
genitief | práva | práv |
datief | právu | právům |
accusatief | právo | práva |
vocatief | právo | práva |
locatief | právu / právě | právech |
instrumentalis | právem | právy |
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Slowaaks
- Woorden in het Slowaaks met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Slowaaks
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Woorden in het Tsjechisch met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Juridisch in het Tsjechisch
- Historisch in het Tsjechisch
- Onzijdig zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch