plug
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plug
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plug | pluggen |
verkleinwoord | plugje | plugjes |
Zelfstandig naamwoord
- (bouwkunde) cilindertje van kunststof of hout dat in een in steenachtig geboord gat wordt aangebracht en waarin een schroef kan worden gedraaid
- (techniek) (banaan)stekker
- (werktuigbouwkunde) bout (om een vloeistofvat af te sluiten)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pluggen |
plug
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pluggen
- Ik plug.
- gebiedende wijs van pluggen
- Plug!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pluggen
- Plug je?
Gangbaarheid
- Het woord plug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "plug" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[7] |
Verwijzingen
- ↑ "plug" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ plug op website: Etymologiebank.nl
- ↑ plug op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Werktuigbouwkunde in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %