bout
Uiterlijk



- bout
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | bout | bouten |
| verkleinwoord | boutje | boutjes |
- (gereedschap), verbindingsmiddel, meest uit metaal vervaardigde ronde staaf met kop, oog of haak
- ▸ Normaal gesproken was dat geen enkel probleem geweest, ze gebruikten een eenvoudige en beproefde techniek met platen en bouten voor de samenvoeging.[7]
- (voeding) een stuk voor consumptie bedoeld vlees met een bot erin, meestal een poot
- (techniek) een projectiel dat door een kruisboog wordt afgeschoten
- (biologie) ontlasting, uitwerpselen, drol (zie bouten)
- (techniek) een soldeerijzer
- (techniek) een strijkijzer
|
|
- Je kunt me de bout hachelen
je kunt voor mij de pot op
1. verbindingsmiddel, meest uit metaal vervaardigd en voorzien van een schroefdraad
2. stuk vlees, meestal een poot
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
| vervoeging van |
|---|
| bouten |
bout
- Het woord bout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bout" herkend door:
| 95 % | van de Nederlanders; |
| 94 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bout" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bout op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus
, ISBN 9789044628142 - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
| enkelvoud | meervoud |
|---|---|
| bout | bouts |
bout
- het plotseling komen opzetten van iets, m.n. iets onaangenaams; aanval zn [2], [3], vlaag zn [2]
- «A sudden bout of sickness.»
- Een plotselinge aanval van ziekte/misselijkheid.
- «A sudden bout of sickness.»
- (sport) bokswedstrijd
- (sport) roller derby-wedstrijd
| enkelvoud | meervoud | ||
|---|---|---|---|
| zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
| bout | le bout | bouts | les bouts |
bout m
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Biologie in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Sport in het Engels
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 4
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans