Naar inhoud springen

patiënt

Uit WikiWoordenboek
  • pa·ti·ent
enkelvoud meervoud
naamwoord patiënt patiënten
verkleinwoord patiëntje patiëntjes

depatiëntm

  1. (medisch) iemand die medische hulp krijgt
    • Als patiënt ben ik zeer tevreden over mijn arts. 
  • Operatie geslaagd, patiënt overleden.
Iets is gelukt, maar met zoveel bijkomende schade dat het uiteindelijke resultaat toch negatief is.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]