astmapatiënt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ast·ma·pa·ti·ënt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord astmapatiënt astmapatiënten
verkleinwoord astmapatiëntje astmapatiëntjes

Zelfstandig naamwoord

de astmapatiëntm

  1. (medisch) iemand die lijdt aan de longziekte astma en last heeft van aanvallen van benauwdheid en hoesten
     "Ik ken Bradley al heel lang. Hij is een astmapatiënt en heeft last van allergieën zo lang als ik hem ken", zei Brailsford. "Hij is destijds naar een specialist gegaan en heeft vervolgens toestemming gekregen om het medicijn te gebruiken. Ik vertrouw en geloof in de integriteit van het proces."[2]
     Elvedina uit Dordrecht vertelt over haar zoon van zes, die astmapatiënt is. Medicijnen die hij gebruikte, hielpen op een gegeven moment niet meer. "Maar voor de gezondheid van mijn kind heb ik alles over. Hij is pas zes en ik wil hem een leuke tijd geven."[3]
Vertalingen


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2023 Weblink bron “Ploegbaas Brailsford verdedigt Wiggins en Sky” (Maandag 26 september 2016, 21:32), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2023 Weblink bron “'Ik kan mijn afgebroken tand niet laten maken'” (Woensdag 14 september 2016, 10:01), NOS