Naar inhoud springen

pa

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Pa, , , , , , ,
  • pa
enkelvoud meervoud
naamwoord pa pa's
verkleinwoord paatje paatjes

depam

  1. (familie) vader
    • Mijn pa komt morgen op bezoek bij mij. 
     De inzet was een nieuw pornoblaadje dat Emil een dag eerder tussen het oud papier van zijn vader had gevonden en dat hij nog had kunnen redden van de open haard, toen zijn pa even naar het toilet was.[1]
     Mijn pa die elke dag doodmoe thuiskwam van zijn werk als vrachtwagenchauffeur en onmiddellijk in de skaileren leunstoel in slaap kukelde, pijpje bier nog in zijn hand.[2]
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]
  1. “De Camino” (2021), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024582280
  2. Ronald Giphart e.a.
    “Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  • pa
pa enkelvoud meervoud
naamwoord pa pa's

pa

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder

pa

  1. (familie) pa

pa

  1. op

pa

  1. (hoendervogels) pauw; een siervogel waarvan het mannetje een lange sleep van verlengde dekveren bezit die hij om indruk te maken rechtop kan zetten
  • pa

pa

  1. (informeel) doei, dag, tot ziens; een afscheidsgroet
  • pa

pa

  1. (kindertaal)(informeel) doei, dag, tot ziens; een afscheidsgroet