oscilleren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van oscilleren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | oscilleren | te oscilleren | ||||||
toekomend | zullen oscilleren | te zullen oscilleren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geoscilleerd | te hebben geoscilleerd | ||||||
toekomend | geoscilleerd zullen hebben | geoscilleerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
oscillerend | geoscilleerd | ev. oscilleer |
mv. verouderd oscilleert |
oscillere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | oscilleer | oscilleert | oscilleert | oscilleert | oscilleert | oscilleren | oscilleren | oscilleren | |
verleden (o.v.t.) | oscilleerde | oscilleerde | oscilleerde | oscilleerde | oscilleerde | oscilleerden | oscilleerden | oscilleerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal oscilleren | zult/zal oscilleren | zult/zal oscilleren | zult oscilleren | zal oscilleren | zullen oscilleren | zullen oscilleren | zullen oscilleren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou oscilleren | zou oscilleren | zou(dt) oscilleren | zoudt oscilleren | zou oscilleren | zouden oscilleren | zouden oscilleren | zouden oscilleren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geoscilleerd | hebt geoscilleerd | hebt/heeft geoscilleerd | hebt geoscilleerd | heeft geoscilleerd | hebben geoscilleerd | hebben geoscilleerd | hebben geoscilleerd | |
verleden (v.v.t.) | had geoscilleerd | had geoscilleerd | had geoscilleerd | hadt geoscilleerd | had geoscilleerd | hadden geoscilleerd | hadden geoscilleerd | hadden geoscilleerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geoscilleerd hebben | zal/zult geoscilleerd hebben | zult/zal geoscilleerd hebben | zult geoscilleerd hebben | zal geoscilleerd hebben | zullen geoscilleerd hebben | zullen geoscilleerd hebben | zullen geoscilleerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geoscilleerd hebben | zou geoscilleerd hebben | zou/zoudt geoscilleerd hebben | zoudt geoscilleerd hebben | zou geoscilleerd hebben | zouden geoscilleerd hebben | zouden geoscilleerd hebben | zouden geoscilleerd hebben |