oscilleren
- Geluid: oscilleren (hulp, bestand)
- os·cil·le·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘slingeren’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse osciller (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oscilleren |
oscilleerde |
geoscilleerd |
zwak -d | volledig |
oscilleren
- absoluut (natuurkunde) rond een vast punt heen en weer gaan van massa of energie
- Sommige elektronische schakelingen kunnen radio- en tv-storing veroorzaken doordat ze gemakkelijk gaan oscilleren.
- frequentie, amplitude, uitslag, demping, weerstand, wrijving, toongenerator, radiozenders, elektronica
1. oscilleren
- Het woord oscilleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oscilleren" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "oscilleren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ oscilleren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Absoluut werkwoord in het Nederlands
- Natuurkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 79 %
- Prevalentie Vlaanderen 76 %