oscilleert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: oscilleert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- os·cil·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oscilleren |
oscilleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oscilleren
- Jij oscilleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oscilleren
- Hij oscilleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van oscilleren
- Oscilleert!