Naar inhoud springen

onweersbui

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·weers·bui
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onweersbui onweersbuien
verkleinwoord onweersbuitje onweersbuitjes

Zelfstandig naamwoord

onweersbui v/m

  1. (meteorologie) een regenbui met bliksem en donder
    • Een vreselijke onweersbui trok over het land, waarbij verschillende boerderijen in brand vlogen. 
    • 'Woensdag is er kans op supercellen; roterende onweersbuien. Die kunnen windhozen veroorzaken. Dat is het ultieme om vast te leggen.' [1] 
Synoniemen
  1. donderbui
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen