ontwaren
Uiterlijk
- ont·wa·ren
- In de betekenis van ‘gewaarworden’ voor het eerst aangetroffen in 1790 [1]
- Afgeleid van ontwaar worden (verg. waarnemen , bewaren)
- Naamwoord van handeling van waren met het voorvoegsel ont- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontwaren |
ontwaarde |
ontwaard |
zwak -d | volledig |
ontwaren
- overgankelijk een moeilijk waarneembaar object beginnen waar te nemen
- Tot zijn schrik ontwaarde hij een tijger in het hoge gras.
1. een moeilijk waarneembaar object beginnen waar te nemen
- Het woord ontwaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontwaren" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "ontwaren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ontwaren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel ont- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 91 %
- Prevalentie Vlaanderen 90 %