onroerend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·roe·rend
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | onroerend |
verbogen | onroerende |
partitief | onroerends |
Bijvoeglijk naamwoord
onroerend
- niet gemakkelijk van zijn plaats te krijgen
- Hij was flink rijker geworden van de handel in onroerend goed.
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord onroerend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onroerend" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be