omschrijven/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van omschrijven
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		omschrijven			te omschrijven
	toekomend		zullen omschrijven			te zullen omschrijven
voltooid	tegenwoordig		hebben omschreven			te hebben omschreven
	toekomend		omschreven zullen hebben			omschreven te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	omschrijvend		omschreven			ev. omschrijf	mv. verouderd omschrijft	omschrijve
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	omschrijf	omschrijft	omschrijft	omschrijft	omschrijft	omschrijven	omschrijven	omschrijven
verleden (o.v.t.)	omschreef	omschreef	omschreef	omschreeft	omschreef	omschreven	omschreven	omschreven
toekomend (o.t.t.t.)	zal omschrijven	zult/zal omschrijven	zult/zal omschrijven	zult omschrijven	zal omschrijven	zullen omschrijven	zullen omschrijven	zullen omschrijven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou omschrijven	zou omschrijven	zou(dt) omschrijven	zoudt omschrijven	zou omschrijven	zouden omschrijven	zouden omschrijven	zouden omschrijven
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb omschreven	hebt omschreven	hebt/heeft omschreven	hebt omschreven	heeft omschreven	hebben omschreven	hebben omschreven	hebben omschreven
verleden (v.v.t.)	had omschreven	had omschreven	had omschreven	hadt omschreven	had omschreven	hadden omschreven	hadden omschreven	hadden omschreven
toekomend (v.t.t.t.)	zal omschreven hebben	zal/zult omschreven hebben	zult/zal omschreven hebben	zult omschreven hebben	zal omschreven hebben	zullen omschreven hebben	zullen omschreven hebben	zullen omschreven hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou omschreven hebben	zou omschreven hebben	zou/zoudt omschreven hebben	zoudt omschreven hebben	zou omschreven hebben	zouden omschreven hebben	zouden omschreven hebben	zouden omschreven hebben
onpersoonlijke lijdende vorm omschreven worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt omschreven				er is omschreven
verleden	er werd omschreven				er was omschreven
toekomend	er zal omschreven worden				er zal omschreven zijn
voorwaardelijk	er zou omschreven worden				er zou omschreven zijn
lijdende vorm omschreven worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		omschreven worden			omschreven te worden
	toekomend		omschreven zullen worden			omschreven te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		omschreven zijn			omschreven te zijn
	toekomend		omschreven zullen zijn			omschreven te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word omschreven	wordt omschreven	wordt omschreven	wordt omschreven	wordt omschreven	worden omschreven	worden omschreven	worden omschreven
verleden (o.v.t.)	werd omschreven	werd omschreven	werd omschreven	werdt omschreven	werd omschreven	werden omschreven	werden omschreven	werden omschreven
toekomend (o.t.t.t.)	zal omschreven worden	zult omschreven worden	zult omschreven worden	zult omschreven worden	zal omschreven worden	zullen omschreven worden	zullen omschreven worden	zullen omschreven worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou omschreven worden	zou omschreven worden	zou/zoudt omschreven worden	zoudt omschreven worden	zou omschreven worden	zouden omschreven worden	zouden omschreven worden	zouden omschreven worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben omschreven	bent omschreven	bent/is omschreven	zijt omschreven	is omschreven	zijn omschreven	zijn omschreven	zijn omschreven
verleden (v.v.t.)	was omschreven	was omschreven	was omschreven	waart omschreven	was omschreven	waren omschreven	waren omschreven	waren omschreven
toekomend (v.t.t.t.)	zal omschreven zijn	zult omschreven zijn	zult omschreven zijn	zult omschreven zijn	zal omschreven zijn	zullen omschreven zijn	zullen omschreven zijn	zullen omschreven zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou omschreven zijn	zou omschreven zijn	zou/zoudt omschreven zijn	zoudt omschreven zijn	zou omschreven zijn	zouden omschreven zijn	zouden omschreven zijn	zouden omschreven zijn