offence
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Engels
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse werkwoord offendere (beledigen).
enkelvoud | meervoud |
---|---|
offence | offences |
Zelfstandig naamwoord
offence (VK)
- ergernis, aanstoot
- belediging
- (juridisch) delict, misdaad, strafbaar feit, overtreding, vergrijp
- «A native of Trinidad of no fixed place of abode was arrested over the holidays for the offence of burglary.»
- Een inwoner van Trinidad zonder vaste woonplaats werd gearresteerd tijdens de feestdagen wegens een overtreding in vorm van inbraak.
- «A native of Trinidad of no fixed place of abode was arrested over the holidays for the offence of burglary.»
- (sport) offensief
Schrijfwijzen
- offense (VS)
Synoniemen
- [1]: umbrage
- [2]: discourtesy
- [3]: crime, criminal offence
Afgeleide begrippen
- [1]: offenceless
- [3]: capital offence
- [3]: statutory offence
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: to give offence
ergernis oproepen / krenken
- [1]: to take offence at (VK)
aanstoot nemen aan
Typische woordcombinaties
- [1]: arms of offence / weapons of offence
aanvalswapen
- [1]: No offence!
Graag gedaan!