off
Uiterlijk
- erfwoord Ontwikkeld uit Oudengels of, af, æf, uit Germaans *ab “van(uit)”, verwant aan Duits ab, Nederlands af, Deens af, Zweeds av, enz.
off
- jack-off-party, off-line, off-the-roadmotor, offbeat, offday, offline, offset, offside, offspring, offtopic, offwhite
Naar frequentie | 160 |
---|
- Ontleend aan (Amerikaans) Engels off stage “buiten het podium”, off screen “buiten beeld”, met verkorting, aangetroffen sinds de 20e eeuw. [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk / vrouwelijk |
off |
off
- (filmkunst) (toneel) in voix ~: een stem buiten beeld, voice-over
- (figuurlijk) (filmkunst) (toneel) een nevenprogramma, naast het hoofdprogramma van een evenement, festival
- ↑ Weblink bron off in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
Categorieën:
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 3
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Erfwoord in het Engels
- Bijwoord in het Engels
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 3
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Frans
- Filmkunst in het Frans
- Toneel in het Frans
- Figuurlijk in het Frans